De sollicitant was uitgenodigd voor een gesprek, maar toen bleek dat hij de Cubaanse nationaliteit had, mocht hij het gebouw niet in en kon de sollicitatieprocedure niet worden voortgezet. Volgens HP vloeide dat voort uit Amerikaanse regelgeving waaraan het zich als dochter van een Amerikaans bedrijf heeft te houden.
In de VS geldt een exportverbod voor bepaalde producten naar landen als Cuba en Libië. Om het risico van schending daarvan te voorkomen, heeft het Amerikaanse moederbedrijf richtlijnen opgesteld die ook gelden voor HP Nederland. Iemand met de Cubaanse nationaliteit moet op grond daarvan speciale toestemming hebben om gebouwen van HP te betreden. De sollicitant had die niet.
Interne procedure
Tegenover de CGB voerde HP aan dat in dit geval de interne procedure niet goed is gehanteerd. Cubanen kunnen wel degelijk bij HP solliciteren en ook werken. Maar dit is niet goed aan de sollicitant overgebracht. Wel is het zo dat de sollicitatieprocedure voor Cubanen wat langer duurt vanwege die speciale toestemming.
De CGB is van oordeel dat HP verboden onderscheid heeft gemaakt op grond van nationaliteit door de man af te wijzen. Zij sluit niet uit dat ook als de procedure wel juist was gevolgd, dit het geval zou kunnen zijn omdat sollicitanten uit landen als Cuba ook dan anders worden behandeld.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl